Inzet flexibele maatregelen in Oude Rijngebied
Samenvatting
Het Oude Rijngebied is gelegen in het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Het gebied bestaat uit ca. 20 polders die via gemalen afvoeren op het Oude Rijn boezemsysteem. Bij droogte, wateroverlast en kwaliteitsproblemen worden door HDSR soms mobiele pompen (ofwel: flexpompen) ingezet. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om bepaalde polders als bergingsgebied in te zetten om zo extra buffercapaciteit te creëren. Tijdens een dergelijke inzet is het zeer wenselijk om waardevolle delen in de polder te beschermen met barriers.
Bij het inzetten van de beheersmaatregelen (zoals flexpompen of bergingsgebieden) streeft HDSR naar een optimale waarde van de assets, door een balans te vinden tussen het behalen van de gewenste prestaties, het onder controle hebben van de risico’s (o.m. met weging van de bedrijfswaarden van HDSR) die optreden en de kosten van deze maatregelen over de genomen levensduur. Dit staat ook wel bekend als de basisprincipes van asset management. Binnen dit rapport is de inzet van flexibele beheersmaatregelen (pompen en bergingsgebieden) beoordeeld op prestatie (mbv SOBEK berekeningen) en initiële kwalitatieve risicoschatting van de beoogde maatregelen (mbv een risicomatrix). In dit rapport wordt een methode verkend om deze nu losse componenten te koppelen om HDSR te kunnen ondersteunen bij beslissingen over de inzet van flexibele maatregelen. Een en ander komt samen in de synthese. Middels een voorbeeld op basis van het framework uit de synthese wordt een doorkijkje gegeven naar een kwantitatieve risico-inschatting.
De “prestatie” van de maatregelen wordt bekeken aan de hand van de vergelijking met een referentiecase. Hier worden het effect op de maatgevende waterstanden en bijbehorende overschrijdingsduur beschouwd. De maatgevende waterstand is hier de waterstand met een herhalingstijd van 100 jaar (99%-percentiel). Om deze waterstanden te bepalen is een probabilistisch raamwerk opgezet waarbij binnen de SOBEK-berekeningen de flexpompen automatisch worden aangestuurd op basis van informatie uit de logdata van diverse pompen in het gebied. De maatgevende waterstanden zijn hierbij op vergelijkbare wijze bepaald als voor de toetsing van de regionale keringen in het gebied.
Uit de resultaten (1000 trekkingen, 99%-percentiel, winterstatistiek 2015) blijkt dat bergingsgebied A (Noordzijderpolder & Meijepolder) doorgaans een minimaal effect heeft op de maatgevende waterstanden. Bergingsgebieden B (Snelrewaard-West) en C (Groot Hekendorp) hebben zo goed als geen effect. Flexpompen laten een lokaal positief effect zien, echter dit gaat gepaard met een negatief effect op andere locaties in het gebied. Negatieve effecten worden veroorzaakt doordat bij zwaardere belasting van de boezem door de flexpomp, het maalstoppeil eerder wordt ingesteld. Geconcludeerd moet worden dat het belangrijk is om het systeem goed te kennen alvorens tot een maatregelkeuze te komen. Immers een flexpomp op de verkeerde plaats kan lokaal averechts werken, of het overlastprobleem verschuiven. Bij elke bui kan weer een andere locatie gunstig zijn. Inzet van beide typen beheersmaatregelen kan door verder onderzoek en systeeminzicht wel verder worden geoptimaliseerd door aanvullende scenario’s te beschouwen.
De flexibele maatregelen zijn tevens beoordeeld op het initieel geschatte “risico”. Hiervoor zijn met HDSR risicomatrices opgesteld voor de 5 bedrijfswaarden (Veiligheid, Milieu en leefomgeving, Proces, Kosten en Imago). Uit deze resultaten wordt ook hier dat inzet van de bergingsgebieden als niet gunstig gezien.
Dit oordeel is met name gebaseerd op de ingeschatte operationele risico’s van dit moment op basis van de huidige ervaringen. Het risico is daarnaast hoog geacht doordat het een ernstig effect heeft op veiligheid en imago. Ook uit de initiële risico-inschatting volgt dat inzet van flexpompen wel wordt aanbevolen.
Benadrukt wordt dat deze studie een verkennend karakter heeft en vooral inzicht geeft in de methode en de oplossingsrichting. In een vervolgtraject kan dit verder uitgewerkt worden. Hierbij verdient het aanbeveling om de scenario’s te herformuleren en uit te breiden, de dataset uit te bereiden met zomerdata, en de scenario’s op te schalen naar zichtjaar 2050, de prestatie- en risicocomponent beter op elkaar af te stemmen en om de kostencomponent toe te voegen aan de ROBAMCI-tools. Hiermee kan uiteindelijk een maatschappelijk verantwoorde keuze gemaakt worden voor de aanschaf en inzet van assets rondom hoogwaterbescherming.
Stakeholder | Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden |
Partners | Deltares, HKV, CMSAM, BZIM |
Rapportage | Bekijk rapportage |
Presentatie | Bekijk de presentatie |